Print deze pagina

2 augustus 2017

Hoe ver gaat de scholingsplicht van de werkgever?

Scholingsplicht

De scholingsplicht van de werkgever is vanaf 1 juli 2015 in artikel 7:611a BW van het Burgerlijk Wetboek gecodificeerd en luidt: “De werkgever stelt de werknemer in staat scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie en, voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd, voor het voortzetten van de arbeidsovereenkomst indien de functie van de werknemer komt te vervallen of hij niet langer in staat is deze te vervullen”.

Staat deze scholingsplicht een ontslag van de werknemer in de weg wanneer de werknemer niet over de vereiste diploma’s beschikt?  Deze vraag werd door de Rechtbank Noord-Holland[1] en de Rechtbank Midden-Nederland[2] verschillend beantwoord. Hieronder zal ik het oordeel van beide rechters bespreken.

Rechtbank Noord-Nederland: ontbinding toegestaan

Casus

Werkneemster beschikt niet over de verplichte diplomavereisten.  De werkgever wil de arbeidsovereenkomst van werkneemster daarom beëindigen. De werkgever kan de werkneemster namelijk niet langer inzetten. Bovendien is binnen het bedrijf geen andere plek waar werkneemster kan worden gezet. De werkgever is dan ook van mening dat van hem in redelijkheid niet kan worden gevergd dat de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet.

Oordeel

De kantonrechter is het met de werkgever eens en beëindigt de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter komt onder andere op grond van de parlementaire geschiedenis tot dit oordeel. Zo staat daarin dat het niet beschikken over een tewerkstellingsvergunning een grond voor ontslag is. Het ontbreken van de vereiste diploma door werkneemster vindt de kantonrechter vergelijkbaar. Bovendien zal het nog minimaal twee jaar duren voordat werkneemster de vereiste diploma behaalt. Dit zou betekenen dat de werkgever werkneemster minimaal twee jaar lang moet doorbetalen, zonder dat werkneemster door werkgever kan worden ingezet.

De scholingsplicht van artikel 7:611a BW staat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst volgens de kantonrechter niet in de weg. De scholingsplicht speelt enkel een rol bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens het disfunctioneren van de werknemer. In het artikel over de beëindiging op grond van disfunctioneren, staat namelijk de scholingsplicht van werkgever expliciet opgenomen. Zo levert de ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen werkzaamheden geen redelijke grond voor beëindiging op, indien die ongeschiktheid het gevolg is van de onvoldoende zorg van de werkgever voor scholing van de werknemer. De werkgever moest wel een billijke vergoeding van € 18.500,- aan de werknemer betalen.

Rechtbank Midden-Nederland: ontbinding niet toegestaan

Casus

Ook de werknemer in de zaak bij de Rechtbank Midden-Nederland voldeed niet aan de diplomavereisten. Hierdoor kon hij zijn werkzaamheden niet uitvoeren. Het was echter te verwachten dat hij binnen één maand wel aan deze diplomavereisten zou voldaan.

Oordeel

De Kantonrechter Midden-Nederland oordeelde dat de scholingsplicht van artikel 7:611a BW wel aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de weg kan staan. De kantonrechter oordeelt dat de scholingsplicht van artikel 7:611a BW verder gaat dan enkel het vergoeden van de opleidingskosten. Zo zou de scholingsplicht volgens de kantonrechter ook inhouden het treffen van organisatorische maatregelen. Zo zou een werkgever onder omstandigheden ook moeten aanbieden dat studieactiviteiten tijdens werktijden plaatsvinden. In dit geval oordeelt de kantonrechter dat de werkgever niet aan zijn scholingsplicht heeft voldaan, waardoor de arbeidsovereenkomst niet kan worden beëindigd.

Verschillende uitspraken

De Kantonrechter Noord-Nederland is van oordeel dat de scholingsplicht beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet in de weg staat, terwijl de Kantonrechter Midden-Nederland de scholingsplicht wel als een probleem  ziet.

Waarschijnlijk zijn beide kantonrechters op grond van de feiten en omstandigheden tot een andere oordeel gekomen.  Zo was in de casus van de Kantonrechter Noord-Nederland te verwachten dat de werkneemster nog minimaal twee jaar over haar opleiding zou doen, waardoor zij door de werkgever twee jaar niet kon worden ingezet. De werknemer in de zaak van de Kantonrechter Midden-Nederland zou naar verwachting binnen één maand zijn vereiste diploma behalen.

Ook de omvang van de onderneming van de werkgever zou een rol bij de beslissing hebben kunnen spelen. Zo oordeelt de Kantonrechter Noord-Nederland dat van een kleine onderneming niet kan worden gevergd dat de werkgever – zonder dat werkneemster hier voor werkt – het loon van doorbetaalt. Uit de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland kan niet worden opgemaakt hoe groot de onderneming van de werkgever is.

Wat betekent dit voor u?

Uit beide uitspraken volgt dat u zich als werkgever voldoende moet inzetten om aan de scholingsverplichting van artikel 7:611a BW te voldoen. Houd de diplomavereisten van uw werknemers dan ook goed in de gaten. Hierdoor kunt u er tijdig voor zorgen dat uw werknemers aan de diplomavereisten voldoen. Indien u werknemer niet (meer) aan de diplomavereisten voldoet, kunt u hem onder omstandigheden ontslaan. Dit kan echter wel betekenen dat u een billijke vergoeding moet betalen. Voor vragen over scholingsplicht of advies kunt u contact opnemen met Van Kooten Advocaten.

[1] Rechtbank Noord-Holland 28 juni 2016, ECLI:NL:RBNHO:2016:5443.

[2] Rechtbank Midden-Nederland 10 mei 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:2501.

mr. G. (Gerrit) van den Brink

deel: