Print deze pagina

15 januari 2018

Billijke vergoeding in lagere rechtspraak

De rechter kan een billijke vergoeding aan de werknemer toekennen. In een eerdere blog schreef ik over het arrest van de Hoge Raad d.d. 30 juni 2017. Daarin oordeelde de Hoge Raad dat bij het begroten van de billijke vergoeding ook de gevolgen van de beëindiging een rol kunnen spelen. Inmiddels hebben verschillende rechters dit gezichtspunt toegepast. Hieronder zal ik een aantal uitspraken bespreken

Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch d.d. 13 juli 2017

Casus

De werknemer meldde zich ziek, omdat hij schouderklachten had. Na een bezoek aan de bedrijfsarts voerde hij aangepast werk uit. Uiteindelijk bleek hij ook hier niet toe in staat en meldde hij zich opnieuw ziek. De werkgever kondigt een loonstop aan. Voordat de loonstop ingaat, wordt de werknemer op staande voet ontslagen. Het hof oordeelt dat dit ontslag op staande voet onterecht is gegeven. De enkele aankondiging van het verlies van het recht op loon was in dit geval voldoende afschrikwekkend. Omdat herstel van de arbeidsovereenkomst niet meer in de rede ligt, kent het hof een billijke vergoeding aan de werknemer toe.

Berekening billijke vergoeding

Het hof kent de werknemer een billijke vergoeding van € 15.964,12 bruto toe. Voor de hoogte van deze billijke vergoeding is aansluiting gezocht bij de inkomstenderving van de werknemer. De werknemer is ziek en het is niet te verwachten dat hij op korte termijn beter zal worden. Het hof overweegt dat er geen enkele reden is om aan te nemen dat de arbeidsovereenkomst binnen twee jaar door de werkgever kan worden opgezegd of via de kantonrechter kan worden ontbonden. Daarom houdt de rechter bij de berekening van de billijke vergoeding rekening met een looptijd van het arbeidscontract van twee jaar.

Daarnaast zal de werknemer door zijn ziekte afhankelijk zijn van een Ziektewetuitkering. De Ziektewetuitkering van de werknemer bedraagt slechts 30 % van zijn laatst verdiende loon. De inkomstenderving bedraagt dan ook 70 % van zijn jaarsalaris. De billijke vergoeding bedraagt dan ook 70 % van het jaarsalaris over de duur van (ongeveer) twee jaar.

Rechtbank Rotterdam d.d. 24 oktober 2017

Casus

Werknemer was sinds 2014 bij de werkgever in dienst in de functie van algemeen directeur. De werkgever zou door verschillende voorvallen het vertrouwen in de werknemer hebben verloren. Volgens de werkgever is er een verschil in inzicht over het functioneren van de werknemer ontstaan. De werknemer is echter nimmer op zijn functioneren aangesproken. De rechtbank oordeelt dan ook dat een redelijke grond voor het ontslag ontbreekt en dat de werknemer recht heeft op een billijke vergoeding.

Berekening billijke vergoeding

De rechtbank overweegt dat voor de hoogte van de billijke vergoeding de waarde van de arbeidsovereenkomst dient te worden bepaald aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Er wordt dus een vergelijking gemaakt tussen de situatie zonder het ontslag en de situatie met het ontslag.

De rechtbank verwacht dat de werknemer binnen circa 9 tot 12 maanden een nieuwe baan zal hebben. Tijdens deze periode heeft de werknemer recht op een WW-uitkering. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat een gemiddeld functioneringstraject binnen zes maanden kan worden doorlopen. De werkgever zou dus in ieder geval zes maanden nodig hebben gehad om te voorkomen dat de werknemer door het ontslag overvallen zou worden. Ook lijkt het recht van de werknemer op een transitievergoeding bij de hoogte van de billijke vergoeding meegewogen te worden.

Dit alles overwegende oordeelt de rechtbank dat een vergoeding van € 57.000,- bruto billijk is.

Rechtbank Limburg d.d. 15 november 2017

Casus

De arbeidsverhouding tussen de werknemer en werkgever zijn zodanig verstoord dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd dat de arbeidsovereenkomst in stand wordt gelaten. Omdat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever, heeft de werknemer recht op een billijke vergoeding.

Berekening billijke vergoeding

De uitspraak van de Rechtbank Limburg is in lijn met het arrest van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. De rechtbank hecht bij de hoogte van de billijke vergoeding onder andere waarde aan de omstandigheid dat de werknemer gezien zijn leeftijd niet snel een nieuwe baan zal vinden. De rechtbank verwacht dat de werknemer twee jaar werkloos zal blijven en afhankelijk zal zijn van een WW-uitkering.

Overigens stelt de werknemer dat het niet ondenkbaar is dat hij na twee jaar elders een baan vindt voor een lager salaris, maar hier houdt de rechtbank geen rekening mee. Tegenwoordig kan er namelijk niet meer van worden uitgegaan dat een werknemer tot zijn pensioen bij dezelfde werkgever blijft werken.

Hiervan uitgaande wordt een vergoeding van € 110.000,- billijk geacht.

Conclusie

Het is opvallend dat in bovengenoemde zaken wordt gekeken naar de situatie dat de werknemer nog in dienst is en de situatie dat hij wordt ontslagen. Hierbij wordt vaak gekeken naar de verwachting op welke termijn de werknemer een nieuwe baan zal vinden. Ook speelt het recht op een uitkering een belangrijke rol. De werknemer wordt door de rechters gecompenseerd voor het inkomensverlies. Ook de transitievergoeding kan een rol spelen, omdat deze vergoeding bedoeld is voor de transitieperiode naar je nieuwe baan.  

mr. G. (Gerrit) van den Brink

deel: