Print deze pagina

6 november 2018

Bijna met pensioen? Toch recht op volledige transitievergoeding

Wanneer de arbeidsovereenkomst bij het bereiken van de AOW-leeftijd eindigt, hoeft de werkgever geen transitievergoeding te betalen. Volgens de wetgever is de transitievergoeding niet bedoeld voor personen die niet langer zijn aangewezen op werk om in hun levensonderhoud te voorzien. De AOW-gerechtigden ontvangen immers een vervangend inkomen. Maar hoe zit het met de werknemer waarvan de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd (net) voordat hij de AOW-leeftijd bereikt? Deze vraag stond in het arrest van de Hoge Raad centraal.

Feiten en omstandigheden

De werknemer werkt al bijna 38 jaar als docent bij de werkgever. Op enig moment wordt de werknemer ziek. Na twee jaar ziekte vraagt de werkgever aan het UWV om toestemming voor het opzeggen van de arbeidsovereenkomst. Het UWV verleent de toestemming. De werkgever zegt de arbeidsovereenkomst op. Omdat de werknemer binnen twee jaar met pensioen zou gaan, vindt de werkgever dat hij geen transitievergoeding aan de werknemer verschuldigd is. De werknemer vindt dat hij wel recht op een transitievergoeding heeft en stapt naar de rechter.

Gedeeltelijke transitievergoeding

De kantonrechter wijst de vordering van de werknemer gedeeltelijk toe. Volgens de kantonrechter heeft de werknemer recht op een deel van de transitievergoeding. Het zou naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn als de werknemer de volledige transitievergoeding zou krijgen. De werknemer ontvangt namelijk binnenkort een AOW-uitkering. Omdat er wel sprake is van enige inkomensderving, heeft de werknemer wel recht op een deel van de transitievergoeding.

Volledige transitievergoeding

Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter. Het hof oordeelt dat de werknemer recht heeft op de volledige transitievergoeding.

Ook de Hoge Raad oordeelt dat de werknemer die bijna de AOW-leeftijd zal bereiken, recht heeft op de volledige transitievergoeding. De voorwaarden voor het recht op de transitievergoeding en de regels voor de berekening van de hoogte daarvan, zijn nauwkeurig in de wet omschreven. In het stelsel van de transitievergoeding wordt rekening gehouden met verschillende omstandigheden, zoals werknemers ouders dan 50 jaar of ‘kleine’ werkgevers. Voor het recht op transitievergoeding is het niet relevant of iemand na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst werkloos is of een nieuwe baan vindt.

Hiermee zag de wetgever volgens de Hoge Raad onder ogen dat de transitievergoedingsregeling ertoe kan leiden dat een werknemer die kort voor het bereiken van de AOW-leeftijd wordt ontslagen toch recht heeft op een transitievergoeding die hoger is dan het loon dat hij zou hebben ontvangen wanneer hij in dienst zou zijn gebleven. Uit grafieken die zijn opgenomen in de parlementaire stukken valt af te leiden dat de transitievergoeding tot aan de AOW-leeftijd blijft stijgen. Het oude systeem van ontslagvergoedingen hield rekening met de naderende AOW-leeftijd. Een dergelijke afbouwregeling heeft de wetgever voor de transitievergoeding niet gewenst, aldus de Hoge Raad.

Wat betekent dit voor u?

Dit arrest kan zowel voor de werkgever als de werknemer grote gevolgen hebben. Door dit arrest zouden werkgevers de werknemer die bijna met pensioen gaat (nog) niet ontslaan, omdat het duurder is een transitievergoeding te betalen in plaats van de arbeidsovereenkomst tot de AOW-leeftijd voort te zetten. Met dit arrest neemt de kans dat werkgevers de arbeidsovereenkomst na twee jaar ziekte (slapend) in stand houden toe. Door het slapend dienstverband voorkomt de werkgever dat hij een transitievergoeding moet betalen.

mr. G. (Gerrit) van den Brink

deel: