9 februari 2019
Nashville, kerkasiel en de vrijheid van godsdienst
De vrijheid van godsdienst is de afgelopen maanden veelvuldig in het nieuws. Denk aan de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster, kerkasiel en recentelijk de Nashvilleverklaring. Gisteren verscheen in het christelijk opiniemagazine De Nieuwe Koers een artikel van Teunis van Kooten over dit onderwerp. Dit artikel is hieronder in blogvorm weergegeven.
Vrijheid van godsdienst
De vrijheid van godsdienst hangt nauw samen met het ontstaan van ons land. In de Unie van Utrecht uit 1579 kwam al een bepaling voor dat de burger vrij was in zijn eigen huis zijn geloof te belijden. De overheid mocht zich daarmee niet bemoeien. En dat is ook nu nog precies de kern: het is een afweerrecht tegen de overheid. Die mag zich niet bemoeien met de manier waarop je je geloof belijdt en je dus ook geen (geloofs)wetten voorschrijven. Daarom mogen religieuze gemeenschappen zelf bepalen hoe zij zich organiseren: de kerkelijke leiding in handen van een paus, een kerkenraad, synode of een ledenvergadering? Dat is allemaal mogelijk.
De vrijheid van godsdienst staat niet op zichzelf. Zij is onderdeel van een beginsel in het Nederlandse staatsrecht, namelijk de scheiding van kerk en staat. Dat principe houdt ruwweg in dat 1) gelovigen en geloofsgemeenschappen vrij zijn hun geloof te belijden zonder interventie van de overheid, 2) geloofsgemeenschappen geen formele stem hebben in de besluitvorming van de overheid en dus bijvoorbeeld geen vetorecht hebben op wetgeving en 3) geloofsgemeenschappen gelijk worden behandeld door de overheid. Het begrip is een echo uit de periode dat de bestuurlijke en financiële banden tussen de staat en kerk – toen met name de Nederlandse Hervormde Kerk – werden afgebouwd. Dat proces is echter in de jaren tachtig van de vorige eeuw voltooid. Kerken worden nu gezien als maatschappelijke organisaties, zij het met een bijzondere juridische positie.
Kerkasiel
De positie die de kerken vroeger hadden, is dus niet meer. Beter is het om te spreken van de neutrale Staat. Dit wil zeggen dat de Staat geloofsgemeenschappen niet discrimineert. Het betekent echter níet dat de Staat onverschillig is inzake religie. Integendeel, uit de Nederlandse traditie én wetgeving blijkt juist een positieve grondhouding van de Staat jegens religie in het algemeen. Zo zijn er fiscale faciliteiten en is er wettelijke ruimte voor bijvoorbeeld een eigen kerkelijk ‘personeelsbeleid’. Ook mag de overheid tijdens kerkdiensten in de regel niet ‘binnentreden’ zoals dat wettelijk wordt genoemd.
De achtergrond bij dergelijke regelgeving is steeds dat de overheid zich niet mag bemoeien met de godsdienst. Alleen al van de aanwezigheid van politie zou immers druk op de voorganger en de kerkgangers kunnen uitgaan. De wetsbepaling die deze vrijheid waarborgt, wordt nu gebruikt als juridische basis voor kerkasiel. Daar kun je vraagtekens bij plaatsen, omdat kerkasiel een heel ander doel nastreeft, namelijk voorkoming van uitzetting van uitgeprocedeerde asielzoekers. Maar misschien is dit juist een christenplicht?
Spaghettimonster
Omdat de overheid zich in principe niet te bemoeien heeft met de organisatie van geloofsgemeenschappen, zijn er nauwelijks wettelijke voorschriften voor de oprichting van een kerkgenootschap. De Kerk van het Vliegend Spaghettimonster (KVS) maakte hiervan gebruik. Deze organisatie was ooit ontstaan als een parodie om de vermeende onzinnigheid van creationistisch onderwijs aan te tonen. Ook in Nederland wilde men als kerkgenootschap worden aangemerkt. De rechter kwam toen voor de vraag te staan of KVS-leden een religie aanhangen. Hij besliste dat KVS geen religie herbergt omdat het de ernst en coherentie van een geloof of religie mist en dat lijkt mij terecht.
Dat betekent echter niet dat iedereen die wél een serieuze en coherente geloofsovertuiging heeft, absolute vrijheid heeft om te zeggen of te doen wat men wil. Er zijn namelijk wetten die de vrijheid van gelovigen mogen beperken. Voorbeelden daarvan zijn het strafrecht, verkeersregels en veiligheidsvoorschriften. De overheid mag het vieren van het Heilig Avondmaal op de snelweg verbieden, ook al zou dat een religieus voorschrift zijn. Hier ligt een duidelijke grens.
Nashvilleverklaring
Dat ligt echter anders bij bijvoorbeeld de vraag of geloofsuitingen – zoals de Nashvilleverklaring – door de beugel kunnen. Juridisch gezien is er dan sprake van samenloop van twee vrijheden, namelijk die van meningsuiting en van godsdienst. Uitgangspunt is dat gelovigen in principe hun geloofsovertuiging mogen uitdragen in zowel woord als geschrift. Een geloofsuiting kan echter ontaarden in een strafbaar feit zoals belediging of discriminatie van een groep mensen zoals homoseksuelen of Joden. De uitlating kan ook beschadigend zijn voor iemand. Het slachtoffer kan dan een veroordeling vragen bij de burgerlijke rechter, bijvoorbeeld om te rectificeren of een schadevergoeding te betalen.
Context en zorgvuldigheid zijn cruciaal! Het maakt nogal verschil of in een pastoraal gesprek dan wel in een interview op de radio een pittige geloofsuitspraak wordt gedaan. Bij het eerste geval is meer mogelijk dan bij het tweede. Het is inmiddels wel duidelijk dat de initiatiefnemers van de Nashvilleverklaring op dit vlak steken hebben laten vallen, al lijkt mij een strafrechtelijke veroordeling niet aan de orde.
Evolutie
Tot slot nog het volgende. De vrijheid van godsdienst en de scheiding van kerk en staat zijn geen onveranderlijke grootheden. Hun uitleg en reikwijdte evolueren mee met de maatschappelijke ontwikkelingen. De godsdienstvrijheid is niet absoluut en functioneert binnen een context naast andere rechten zoals het recht op gelijke behandeling.
Geloofsuitspraken – zeker als die maatschappelijk gevoelig liggen – moeten worden uitgelegd en van een context worden voorzien: gelovigen moeten niet alleen rekenschap aan God afleggen maar op dit vlak óók aan de samenleving. Belangrijk daarbij is het besef dat de keerzijde van een recht een plicht is. Die plicht houdt ten minste in dat het recht zorgvuldig, doelgericht en zonder schade aan anderen te berokkenen, wordt uitgeoefend.
mr. dr. T. (Teunis) van Kooten
Mr. dr. Teunis van Kooten is als docent-onderzoeker verbonden aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en als advocaat werkzaam bij Van Kooten Advocaten te Utrecht. Hij is gespecialiseerd in kerkrecht en promoveerde in 2017 op de positie van het kerkgenootschap in de neutrale staat.