Print deze pagina

15 november 2019

Het kerkelijk statuut; waarom, hoe en tot hoever?

De wet bepaalt dat kerkgenootschappen “worden geregeerd door hun eigen statuut”.[1] De wet schrijf echter niet voor hoe dat statuut eruit moet zien: wat moet erin staat en wat mag er juist níet in staan? Minstens zo belangrijk is wat verstandig is om wel of niet in het statuut te regelen!
In deze blog ga ik in op deze vragen.

De wet geeft dus geen voorschriften wat in een statuut van een kerkgenootschap moet staan. De achtergrond hiervan is zowel principieel als praktisch: zie ook de blog over oprichting van kerkgenootschappen voor meer informatie hierover.

Religieuze gemeenschappen die kiezen voor het kerkgenootschap kunnen dus eigen regels opstellen die voor hun geloofsgemeenschap gelden. Dat blijkt vaak al uit de naam van het statuut: ook daarin is men vrij en dat komt in de terminologie dan ook tot uitdrukking, bijvoorbeeld in het gebruik van termen als ‘kerkorde, wetboek van canoniek recht, reglement, geloofsregels, leefregels’ of simpelweg ‘statuten’[2].

Waar mensen samen zijn, zijn regels nodig. Die geven houvast en duidelijkheid waarmee irritaties of, erger, conflicten kunnen worden vermeden. Eenieder is ook op die regels aanspreekbaar. Als toch een conflict ontstaat, kunnen regels aangeven hoe een oplossing kan worden gevonden. In het statuut van het kerkgenootschap kunnen deze regels worden vastgelegd. Het statuut kan in theorie ook ongeschreven kan zijn – de wet bevat immers geen voorschrift hierover – maar dat is onverstandig en problematisch. Zo levert dat problemen op bij de registratie in het handelsregister (zie weblog oprichting van kerkgenootschappen) maar ook is voor bijvoorbeeld een notaris, bankinstelling of andere partij die wil weten met wie hij zaken doet, belangrijk dat er een document voorhanden is waaruit blijkt hoe het kerkgenootschap is georganiseerd.

Bij conflicten is eens te meer belangrijk dat het statuut digitaal of schriftelijk is vastgelegd: daarmee worden allerhande bewijsproblemen en onduidelijkheden vermeden die anderszins tot ontaarding van een conflict in een juridisch veelkoppig monster kunnen leiden.

Wat vast te leggen in een kerkelijk statuut?

Vaak vraagt men welke regels in het statuut moeten worden vastgelegd. De wet bevat immers geen voorschriften hierover.

Randvoorwaarde: niet in strijd met de wet

Wel is er een randvoorwaarde: het statuut mag geen regels bevatten die in strijd zijn met ‘de wet’[3]. Daarmee is bedoeld dat het statuut niet mag indruisen tegen fundamentele normen van het Nederlandse recht. Die fundamentele regels zijn bijvoorbeeld het strafrecht maar ook regels over een eerlijk verloop van een procedure of het contractenrecht.

Zo kan een kerkgenootschap geen doodstraf of vrijheidsstraf opleggen als een kerklid een bepaalde kerkelijke norm heeft overtreden. Ook mag een bestuur van een kerkgenootschap niet naar willekeur handelen en moet het te goeder trouw zijn.

Bij kerkelijke procedures is het belangrijk dat een fundamenteel principe zoals hoor en wederhoor wordt toegepast.

Verder kunnen kerkgenootschappen geen onroerende zaken verkopen waarbij men op grond van het kerkelijk statuut afwijkt van het dwingend burgerlijk recht. Zo zal ook een kerkgenootschap de wettelijke bedenktermijn in acht moeten nemen als die van toepassing is en moet de levering door tussenkomst van een notaris plaatsvinden.

Als een kerkgenootschap die fundamentele normen schendt, kan bijvoorbeeld de burgerlijke rechter corrigerend optreden. En dat gebeurt ook met een zekere regelmaat…

Enkele te regelen onderwerpen

Afgezien van die wettelijke ‘buitengrens’ waarbinnen het statuut moet blijven zijn er tal van onderwerpen waarover een kerkgenootschap in zijn statuut regels kan opnemen. Dat kan bijvoorbeeld gaan over de geloofsleer, taakomschrijvingen van bestuurders en – bijvoorbeeld religieuze – vereisten waaraan bestuurders moeten voldoen.

Belangrijk is dat in elk geval aandacht wordt besteed aan zaken als het bestuur: welke bestuurders of bestuurlijke colleges zijn er? Zo is het mogelijk om een functioneel onderscheid te maken en bijvoorbeeld een bepaald kerkelijk college de religieuze aangelegenheden te laten behartigen en een ander kerkelijk college de materiële zaken (geld en goed).

Enkele hiermee samenhangende vragen die in het statuut kunnen worden beantwoord zijn: wie benoemt of verkiest de leden daarvan?

En wie mag ze ontslaan?

Wat is de procedure hiervoor en zijn daarvoor nog bepaalde religieuze of rituele handelingen vereist? Wie mag waarover beslissen en is er bij bepaalde besluiten nog een vetorecht of toestemming nodig van een andere bestuurder of toezichthouder?

En wie mag het kerkgenootschap naar buiten toe vertegenwoordigen?

Een ander onderwerp betreft het kerklidmaatschap: wie kunnen lid zijn van een kerkgenootschap en wie beslist over toelating tot het lidmaatschap en eventueel ook royement of excommunicatie…

Ook zijn er voorschriften in het statuut nodig over praktische zaken als de financiën en wijziging van de kerkelijke regels: wie controleert de administratie en wie stelt de jaarrekening vast? Op welke wijze kan het statuut worden gewijzigd en welke procedure moet worden doorlopen om reglementen vast te stellen?

Discipline en tucht

Binnen kerkgenootschappen gelden bepaalde, doorgaans aan het geloof ontleende, religieuze  normen. Leden en bestuurders zijn onderworpen aan die normen. Het is niet alleen belangrijk om vast te leggen wat die normen zijn maar ook hoe die normen worden gehandhaafd.

Daarvoor kunnen kerkgenootschappen een eigen tuchtrecht in het leven roepen. Zo kan in het statuut worden vastgelegd wie concreet die religieuze normen handhaaft en welke gevolgen overtreding van die normen hebben. Zo kan een bepaalde commissie of een geestelijke hiermee worden belast.

Omdat in kerkgenootschappen regelmatig sprake is van pastorale relaties of anderszins verhoudingen waarin mensen in een afhankelijke of ongelijke positie ten opzichte van elkaar verkeren, is het belangrijk dat óók is vastgelegd hoe wordt omgegaan met vermoedens en klachten over misbruik. Een kerkgenootschap moet een veilige omgeving zijn en kerkelijke bestuurders moeten voldoende adequate maatregelen treffen om dat te garanderen.

Procedures binnen een kerkgenootschap

Belangrijk is dat een tuchtprocedure eerlijk verloopt en ook daarvoor zijn regels nodig. Anders loopt het kerkgenootschap het risico dat het statuut in strijd komt met de wet: fundamentele normen van procesrecht moeten worden geëerbiedigd. Waarborgen voor onpartijdigheid en een zekere onafhankelijkheid zijn belangrijk.

Kerkgenootschappen hebben daarnaast de mogelijkheid eigen interne rechtspraak te organiseren. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om beslechting van geschillen tussen kerkleden en kerkelijke besturen. Ook hier moet duidelijk zijn hoe zo’n procedure verloopt, wie de knoop doorhakt en eventueel ook of binnenkerkelijk hoger beroep mogelijk is.

Bijzonder: vorming onderdelen met rechtspersoonlijkheid

Een bijzonder thema is de vraag of een kerkgenootschap zelf nieuwe rechtspersonen wil kunnen oprichten. Een unieke bevoegdheid van kerkgenootschappen is namelijk dat zij daarover zelf mogen beslissen en ook hiervoor – vanwege die organisatievrijheid – geen wettelijke voorschriften gelden. Zo is denkbaar dat een landelijk opererend kerkgenootschap lokale afdelingen, gemeenten of parochies wil stichten en dat die onderdelen op enig moment ook een zekere autonomie en rechtspersoonlijkheid moeten kunnen bezitten.

Als een kerkgenootschap die mogelijkheid wil hebben, is het zaak daarvoor heldere procedures in het statuut vast te leggen. Zo zal, als een kerkgenootschap deze mogelijkheid ambieert, het ook nodig zijn om een regeling te treffen voor situaties dat kerkelijke rechtspersonen fuseren, splitsen of worden opgeheven. Dan moet duidelijk zijn welke gevolgen dergelijke acties hebben, óók naar burgerlijk recht!

…en zo zijn er nog veel meer thema’s die aandacht behoeven.

Een belangrijke afweging die vooraf moet worden gemaakt is of de geloofsgemeenschap wil worden erkend als ‘algemeen nut beogende instelling’ door de belastingdienst. Een dergelijke erkenning heeft financiële voordelen: zo zijn giften aan het kerkgenootschap fiscaal aftrekbaar voor de schenker en wordt erfbelasting bespaard indien het kerkgenootschap een erfenis ontvangt.

Dan moet een kerkgenootschap echter wel voldoen aan een reeks eisen – ook ten aanzien van de inhoud van het kerkelijk statuut! – die vanuit de Belastingdienst zijn voorgeschreven.

…maar niet alles is per se nodig

Deze opsomming is niet volledig: er zijn nog meer aspecten waaraan aandacht kan worden besteed in een kerkelijk statuut. Ter geruststelling: het is niet altijd nodig om ook voor elk aspect een uitgebreide regeling te treffen. Regelmatig kan met een statuut van enkele pagina’s lang worden volstaan: dat kan aan de orde zijn als de bestuursstructuur eenvoudig is en het kerkgenootschap zijn takenpakket beperkt opvat.

[1] Artikel 2 lid 2 Boek 2 BW luidt: “Zij worden geregeerd door hun eigen statuut, voor zover dit niet in strijd is met de wet. Met uitzondering van artikel 5 gelden de volgende artikelen van deze titel niet voor hen; overeenkomstige toepassing daarvan is geoorloofd, voor zover deze is te verenigen met hun statuut en met de aard der onderlinge verhoudingen.”

[2] Detail: dat is een meervoud van het wettelijk begrip! Bij verenigingen of stichtingen wordt wel de meervoudsvorm gebruikt om de grondregels van een enkele vereniging of stichting aan te duiden.

[3] Zie noot 1.

mr. dr. T. (Teunis) van Kooten

Teunis van Kooten kan, al naargelang uw wensen, een kerkelijk statuut opstellen, u adviseren bij het opstellen en aanpassen van een statuut of een juridische check uitvoeren op een al door u zelf opgesteld statuut. Omdat ons kantoor samenwerkt met een notariskantoor, kan een door ons opgesteld statuut ook worden vastgelegd in een notariële akte tegen een gereduceerd tarief. Meer informatie? Neem contact op met mr.dr. T. van Kooten.

deel: