Onroerend goed
Veel kerkelijke gemeenten hebben onroerend goed. Het beheer daarvan kent ook tal van juridische aspecten. Hieronder geven we enkele voorbeelden.
Verhuur kerkgebouw
Veel kerkgenootschappen verhuren de kerkgebouwen die zij in eigendom hebben op de momenten dat zij de gebouwen zelf niet gebruiken. Hierbij kan worden gedacht aan het verhuur van ruimtes aan zelfstandige ondernemers, het verhuren van delen van het het kerkgebouw voor huwelijksfeesten et cetera. Vanuit het kerkgenootschap is het is dat geval van belang dat er duidelijke verhuurovereenkomsten worden opgesteld. In zo’n overeenkomst kunnen de rechten en de plichten worden opgenomen van de verhuurder en de huurder. Ook kan aansprakelijkheid worden uitgesloten. Vaak is het daarnaast aan te raden ook een verhuurreglement op te stellen. Dit geeft het kerkgenootschap de mogelijkheid om te bepalen voor welke activiteiten of groeperingen het gebouw wordt verhuurd en welke criteria er zijn voor verhuur.
Verhuur woningen
Kerkgenootschappen hebben soms ook woningen in eigendom. In kerkgenootschappen krijgen mensen die lid zijn van de kerk soms substantiële korting op de huur. Een uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling (tegewoordig: College voor de Rechten van de Mens) uit 2012 maakt duidelijk dat een kerkgenootschap in haar mogelijkheden beperkt is om zo’n voorkeursbehandeling te geven. Bijvoorbeeld het geven van een voorkeursbehandeling van kerkleden bij het toewijzen van huurwijzigingen is een overtreding van het discriminatieverbod. Het is echter niet onmogelijk om toch voorkeur te geven aan kerkleden. Voorrang kan mogelijk wel worden toegestaan als de identiteit van de huurder cruciaal is voor het gebruik van het verhuurde object. Dat is bijvoorbeeld het geval als de huurrelatie ene religieus element bevat zoals verplichte deelname van de huurder aan bepaalde activiteiten.