Huur bedrijfsruimte
Het Burgerlijk Wetboek kent voor de verhuur van bedrijfsruimte twee verschillende rechtsregimes, namelijk een rechtsregime voor de detailhandelsbedrijfsruimte en een rechtsregime voor de ‘overige’ bedrijfsruimte. Het is afhankelijk van het soort bedrijfsruimte dat u huurt welk rechtsregime van toepassing is. Onder de detailhandelsbedrijfsruimte valt bijvoorbeeld een restaurant, bakker of kledingwinkel. Alle bedrijfsruimten die niet onder de definitie van detailhandelsbedrijfsruimten vallen, worden door het rechtsregime voor ‘overige’ bedrijfsruimten beheerst. Hierbij kunt u denken aan een kantoor of kerk.
De wet biedt huurders van ‘overige’ bedrijfsruimte minder bescherming dan huurders van detailhandelsbedrijfsruimte. Het is daarom van belang om in de huurovereenkomst zoveel mogelijk afspraken vast te leggen. Van Kooten Advocaten kan voor u een huurovereenkomst opstellen of uw huurovereenkomst beoordelen. Hierbij houden wij rekening met uw wensen.
Gebreken
De wet regelt wie er aansprakelijk is voor gebreken aan het verhuurde. Hier kan door partijen bij bedrijfsruimte in grote mate van worden afgeweken. Partijen kunnen echter niet aansprakelijkheid uitsluiten van gebreken die de verhuurder bij het aangaan van de overeenkomst kende of behoorde te kennen.
Duur huurovereenkomst
De huurovereenkomst voor detailhandelsbedrijfsruimte wordt in beginsel voor vijf jaar of langer aangegaan. Wanneer de huurovereenkomst niet tegen het einde van deze vijf jaar wordt opgezegd, wordt de huurovereenkomst automatisch met vijf jaar verlengd.
Indien u een huurovereenkomst voor langer dan vijf maar korter dan tien jaar bent aangegaan, geldt een andere verlengingstermijn. De tweede huurtermijn bedraagt dan het aantal jaren waardoor de huurovereenkomst in totaal op tien jaar moet uitkomen. Dit betekent dat wanneer u een huurovereenkomst voor zeven jaar hebt gesloten, de tweede huurtermijn met drie jaren wordt verlengd.
Beëindiging bedrijfsruimte
Wanneer de huurovereenkomst voor detailbedrijfsruimte voor vijf jaar is gesloten, kan zowel de huurder als de verhuurder de overeenkomst tegen het einde van de termijn opzeggen. De opzegtermijn bedraagt één jaar en dient bij exploot of aangetekende brief te geschieden. Overigens is er geen opzegging vereist wanneer partijen de huurovereenkomst samen willen beëindigen.
De verhuurder moet in zijn opzeggingsbrief de opzeggrond noemen. De verhuurder kan in beginsel de huurovereenkomst slechts beëindigen met toestemming van de kantonrechter. Beëindiging is ook mogelijk als de huurder met de beëindiging instemt. Deze vordering kan door de kantonrechter tijdens de eerste huurtermijn slechts worden toegewezen indien (1) de huurder zich niet als een goed huurder heeft gedragen en (2) de verhuurder aannemelijk maakt dat hij het pand nodig heeft voor dringend eigen gebruik.
Met betrekking tot opzegging van ‘overige’ bedrijfsruimte heeft de wet niets geregeld. Het staat partijen dan ook vrij om afspraken te maken over de opzegging van de huurovereenkomst.
Heeft u vragen of een geschil op het gebied van zakelijke huur of verhuur? Neem dan contact op met Van Kooten Advocaten.